Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 11:6-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. en de Here zeide: Zie, het is één volk en zij allen hebben één taal. Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn.

7. Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan.

8. Zo verstrooide de Here hen vandaar over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad.

9. Daarom noemt men haar Babel, omdat de Here daar de taal der gehele aarde verward heeft en de Here hen vandaar over de gehele aarde verstrooid heeft.

10. Dit zijn de nakomelingen van Sem. Toen Sem honderd jaar oud was, verwekte hij Arpaksad, twee jaar na de vloed.

11. En Sem leefde, nadat hij Arpaksad verwekt had, vijfhonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.

Lees verder hoofdstuk Genesis 11