Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 11:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De gehele aarde nu was één van taal en één van spraak.

2. Toen zij oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden.

3. En zij zeiden tot elkander: Welaan, laten wij tichelen maken en die goed bakken. En de tichel diende hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem.

4. Ook zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden.

5. Toen daalde de Here neder om de stad en de toren, die de mensenkinderen bouwden, te bezien,

Lees verder hoofdstuk Genesis 11