Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 10:4-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. En de zonen van Jawan waren Elisa, Tarsis, de Kittiërs en de Dodanieten.

5. Naar dezen zijn de kustlanden der volken in hun landen verdeeld, elk naar zijn taal, naar hun geslachten, onder hun volken.

6. En de zonen van Cham waren Kus, Misraïm, Put en Kanaän.

7. En de zonen van Kus: Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabteka; en de zonen van Rama waren Seba en Dedan.

8. En Kus verwekte Nimrod; deze was de eerste machthebber op de aarde;

9. hij was een geweldig jager voor het aangezicht des Heren; daarom zegt men: Een geweldig jager voor het aangezicht des Heren als Nimrod.

10. En het begin van zijn koninkrijk was Babel, Erek, Akkad en Kalne, in het land Sinear.

11. Uit dat land trok hij naar Assur en hij bouwde Nineve, Rechobot-Ir, Kalach

12. en Resen tussen Nineve en Kalach; dat is de grote stad.

13. En Misraïm verwekte de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuchieten,

14. de Patrusieten, de Kasluchieten, uit wie de Filistijnen zijn voortgekomen, en de Kaftorieten.

Lees verder hoofdstuk Genesis 10