Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 10:16-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. en de Jebusiet, de Amoriet, de Girgasiet,

17. de Chiwwiet, de Arkiet, de Siniet,

18. de Arwadiet, de Semariet en de Hamatiet; en daarna verspreidden zich de geslachten van de Kanaäniet.

19. En de grens van de Kanaäniet was van Sidon in de richting van Gerar tot Gaza, in de richting van Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm tot Lesa.

20. Dit waren de zonen van Cham naar hun geslachten, naar hun talen, in hun landen, in hun volken.

21. En aan Sem, de vader van alle zonen van Eber, de oudere broeder van Jafet, werden eveneens (zonen) geboren.

22. De zonen van Sem waren Elam, Assur, Arpaksad, Lud en Aram.

23. En de zonen van Aram waren: Us, Chul, Geter en Mas.

24. En Arpaksad verwekte Selach, en Selach verwekte Eber.

25. En aan Eber werden twee zonen geboren; de naam van de ene was Peleg, want in zijn dagen werd de aarde verdeeld, en de naam van zijn broeder was Joktan.

26. En Joktan verwekte Almodad, Selef, Chasarmawet, Jerach,

27. Hadoram, Uzal, Dikla,

28. Obal, Abimaël, Seba,

29. Ofir, Chawila en Jobab; deze allen waren de zonen van Joktan.

30. En hun woonplaats strekte zich uit van Mesa in de richting van Sefar, het gebergte in het Oosten.

Lees verder hoofdstuk Genesis 10