Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezra 8:3-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. van de zonen van Paros: Zekarja, en met hem waren honderd vijftig personen van het mannelijk geslacht in de registers opgetekend;

4. van de zonen van Pachat-Moab: Eljehoënai, de zoon van Zerachja, en met hem tweehonderd personen van het mannelijk geslacht;

5. van de zonen van Zattu: Sekanja, de zoon van Jachaziël, en met hem driehonderd personen van het mannelijk geslacht;

6. en van de zonen van Adin: Ebed, de zoon van Jonatan, en met hem vijftig personen van het mannelijk geslacht;

7. van de zonen van Elam: Jesaja, de zoon van Atalja, en met hem zeventig personen van het mannelijk geslacht;

8. en van de zonen van Sefatja: Zebadja, de zoon van Michaël, en met hem tachtig personen van het mannelijk geslacht;

9. en van de zonen van Joab: Obadja, de zoon van Jechiël, en met hem tweehonderd achttien personen van het mannelijk geslacht;

Lees verder hoofdstuk Ezra 8