Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezra 7:6-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. deze Ezra trok op uit Babel. Hij was een schriftgeleerde, bekwaam in de wet van Mozes, welke de Here, de God van Israël, gegeven had; en daar de hand van de Here, zijn God, over hem was, had de koning hem alles gegeven wat hij verlangd had.

7. Zo trokken ook een aantal Israëlieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en tempelhorigen naar Jeruzalem, in het zevende jaar van koning Artachsasta.

8. En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand, en wel in het zevende jaar van de koning.

9. Op de eerste van de eerste maand namelijk was hij de tocht uit Babel begonnen, en op de eerste van de vijfde maand kwam hij te Jeruzalem aan, daar de goede hand van zijn God over hem was,

10. want Ezra had er zijn hart op gezet om de wet des Heren te onderzoeken en haar te volbrengen, en om in Israël inzetting en verordening te onderwijzen.

11. Dit nu is het afschrift van de brief, die koning Artachsasta meegaf aan de priester-schriftgeleerde Ezra, die geleerd was in de woorden van de geboden en voorschriften des Heren voor Israël:

12. Artachsasta, koning der koningen, aan de priester Ezra, de geleerde in de wet van de God des hemels, enzovoort.

13. Door mij is bevel gegeven, dat ieder die in mijn koninkrijk tot het volk Israël, zijn priesters of de Levieten behoort, en zich bereid verklaart naar Jeruzalem te gaan, met u mag meegaan.

14. Aangezien gij vanwege de koning en zijn zeven raadsheren uitgezonden wordt om een onderzoek in te stellen naar Juda en Jeruzalem, volgens de wet van uw God, welke in uw bezit is;

15. tevens om het zilver en het goud over te brengen, dat de koning en zijn raadsheren vrijwillig hebben geschonken aan de God van Israël, wiens woning te Jeruzalem is,

16. benevens al het zilver en goud dat gij in het gehele gewest Babel zult verkrijgen, met de vrijwillige gaven die het volk en de priesters vrijwillig zullen geven voor het huis van hun God, die in Jeruzalem woont –

17. daarom moet gij diensvolgens zorgvuldig voor dit geld kopen stieren, rammen, lammeren en de daarbij behorende spijsoffers en plengoffers, en deze offeren op het altaar van het huis van uw God, die in Jeruzalem woont.

18. Wat u en uw broeders echter goed zal dunken te doen met het overige zilver en goud, dat moogt gij doen naar de wil van uw God.

19. De voorwerpen echter, die men u ter hand gesteld heeft voor de dienst in het huis van uw God, lever die af voor de God in Jeruzalem.

20. Wat er verder nodig is voor het huis van uw God, dat gij zoudt moeten betalen, dat kunt gij betalen uit de koninklijke schatkist.

21. Voorts is door mij, koning Artachsasta, bevel gegeven aan alle schatbewaarders van het gebied over de Rivier: alles wat de priester Ezra, de geleerde in de wet van de God des hemels, u zal vragen, zal stipt worden uitgevoerd,

Lees verder hoofdstuk Ezra 7