Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezra 7:3-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. de zoon van Amarja, de zoon van Azarja, de zoon van Merajot,

4. de zoon van Zerachja, de zoon van Uzzi, de zoon van Bukki,

5. de zoon van Abisua, de zoon van Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, de hogepriester –

6. deze Ezra trok op uit Babel. Hij was een schriftgeleerde, bekwaam in de wet van Mozes, welke de Here, de God van Israël, gegeven had; en daar de hand van de Here, zijn God, over hem was, had de koning hem alles gegeven wat hij verlangd had.

7. Zo trokken ook een aantal Israëlieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en tempelhorigen naar Jeruzalem, in het zevende jaar van koning Artachsasta.

Lees verder hoofdstuk Ezra 7