Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezra 7:12-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Artachsasta, koning der koningen, aan de priester Ezra, de geleerde in de wet van de God des hemels, enzovoort.

13. Door mij is bevel gegeven, dat ieder die in mijn koninkrijk tot het volk Israël, zijn priesters of de Levieten behoort, en zich bereid verklaart naar Jeruzalem te gaan, met u mag meegaan.

14. Aangezien gij vanwege de koning en zijn zeven raadsheren uitgezonden wordt om een onderzoek in te stellen naar Juda en Jeruzalem, volgens de wet van uw God, welke in uw bezit is;

15. tevens om het zilver en het goud over te brengen, dat de koning en zijn raadsheren vrijwillig hebben geschonken aan de God van Israël, wiens woning te Jeruzalem is,

16. benevens al het zilver en goud dat gij in het gehele gewest Babel zult verkrijgen, met de vrijwillige gaven die het volk en de priesters vrijwillig zullen geven voor het huis van hun God, die in Jeruzalem woont –

17. daarom moet gij diensvolgens zorgvuldig voor dit geld kopen stieren, rammen, lammeren en de daarbij behorende spijsoffers en plengoffers, en deze offeren op het altaar van het huis van uw God, die in Jeruzalem woont.

18. Wat u en uw broeders echter goed zal dunken te doen met het overige zilver en goud, dat moogt gij doen naar de wil van uw God.

19. De voorwerpen echter, die men u ter hand gesteld heeft voor de dienst in het huis van uw God, lever die af voor de God in Jeruzalem.

20. Wat er verder nodig is voor het huis van uw God, dat gij zoudt moeten betalen, dat kunt gij betalen uit de koninklijke schatkist.

21. Voorts is door mij, koning Artachsasta, bevel gegeven aan alle schatbewaarders van het gebied over de Rivier: alles wat de priester Ezra, de geleerde in de wet van de God des hemels, u zal vragen, zal stipt worden uitgevoerd,

22. tot een bedrag van honderd talenten zilver, honderd kor tarwe, honderd bath wijn, honderd bath olie, en zout in onbeperkte mate.

23. Alles wat uit het gebod van de God des hemels volgt, moet nauwgezet worden uitgevoerd voor het huis van de God des hemels, opdat er geen toorn kome over de regering van de koning en zijn zonen.

24. Ook doen wij u aangaande al de priesters, Levieten, zangers, poortwachters, tempelhorigen en dienaren van dit huis van God weten, dat het niet geoorloofd is hun belasting, cijns of tol op te leggen.

25. Gij nu, Ezra, stel naar de wijsheid van uw God, die gij bezit, regeerders en rechters aan, opdat zij rechtspreken over het gehele volk dat in het gebied over de Rivier woont, over allen die de wetten van uw God kennen; en hem die ze niet kent, zult gij ze bekendmaken.

Lees verder hoofdstuk Ezra 7