Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezra 5:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Maar de profeet Haggai, en Zacharia, de zoon van Iddo, traden bij de Judeeërs die in Juda en Jeruzalem woonden, als profeten op in de naam van de God van Israël.

2. Toen maakten Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, en Jesua, de zoon van Josadak, zich op en begonnen te bouwen aan het huis van God, die in Jeruzalem woont; en de profeten Gods stonden hun met hun hulp terzijde.

3. In diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien?

4. Daarna zeiden zij aldus tot hen: Wat zijn de namen van de mannen die dit gebouw bouwen?

5. Doch het oog van hun God rustte op de oudsten der Judeeërs, zodat zij hen de arbeid niet deden staken, totdat er bericht naar Darius was gegaan en men dan een brief hieromtrent zou hebben teruggezonden.

Lees verder hoofdstuk Ezra 5