Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezra 2:39-43 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

39. de zonen van Charim: duizend zeventien.

40. De Levieten:de zonen van Jesua en Kadmiël, en wel de zonen van Hodawja, vierenzeventig.

41. De zangers:de zonen van Asaf: honderd achtentwintig.

42. De poortwachters:de zonen van Sallum, de zonen van Ater, de zonen van Talmon, de zonen van Akkub, de zonen van Chatita, de zonen van Sobai: in het geheel honderd negenendertig.

43. De tempelhorigen:de zonen van Sicha, de zonen van Chasufa, de zonen van Tabbaot;

Lees verder hoofdstuk Ezra 2