18. de zonen van Jora: honderd twaalf;
19. de zonen van Chasum: tweehonderd drieëntwintig;
20. de zonen van Gibbar: vijfennegentig;
21. de zonen van Betlehem: honderd drieëntwintig;
22. de mannen van Netofa: zesenvijftig;
23. de mannen van Anatot: honderd achtentwintig;
24. de zonen van Azmawet: tweeënveertig;
25. de zonen van Kirjat-Arim, Kefira en Beërot: zevenhonderd drieënveertig;
26. de zonen van Rama en Geba: zeshonderd eenentwintig;
27. de mannen van Mikmas: honderd tweeëntwintig;
28. de mannen van Betel en Ai: tweehonderd drieëntwintig;
29. de zonen van Nebo: tweeënvijftig;
30. de zonen van Magbis: honderd zesenvijftig;
31. de zonen van de andere Elam: duizend tweehonderd vierenvijftig;
32. de zonen van Charim: driehonderd twintig;
33. de zonen van Lod, Chadid en Ono: zevenhonderd vijfentwintig;
34. de zonen van Jericho: driehonderd vijfenveertig;