Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezra 2:17-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. de zonen van Besai: driehonderd drieëntwintig;

18. de zonen van Jora: honderd twaalf;

19. de zonen van Chasum: tweehonderd drieëntwintig;

20. de zonen van Gibbar: vijfennegentig;

21. de zonen van Betlehem: honderd drieëntwintig;

22. de mannen van Netofa: zesenvijftig;

23. de mannen van Anatot: honderd achtentwintig;

24. de zonen van Azmawet: tweeënveertig;

25. de zonen van Kirjat-Arim, Kefira en Beërot: zevenhonderd drieënveertig;

26. de zonen van Rama en Geba: zeshonderd eenentwintig;

27. de mannen van Mikmas: honderd tweeëntwintig;

28. de mannen van Betel en Ai: tweehonderd drieëntwintig;

29. de zonen van Nebo: tweeënvijftig;

30. de zonen van Magbis: honderd zesenvijftig;

31. de zonen van de andere Elam: duizend tweehonderd vierenvijftig;

Lees verder hoofdstuk Ezra 2