Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezra 10:7-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Daarop deed men een oproep uitgaan door Juda en Jeruzalem tot al degenen die in de ballingschap geweest waren, om zich te Jeruzalem te verzamelen.

8. Als iemand niet binnen drie dagen kwam, zou volgens besluit van de oversten en de oudsten al zijn have met de ban worden geslagen, en zou hij uit de gemeente der ballingen worden afgesneden.

9. En alle mannen van Juda en Benjamin verzamelden zich binnen drie dagen te Jeruzalem, en wel in de negende maand, op de twintigste der maand. Het gehele volk zat neer op het plein van het huis Gods, rillend zowel om de zaak als door de regenbuien.

10. Toen stond de priester Ezra op en zeide tot hen: Gij hebt trouwbreuk gepleegd, omdat gij vreemde vrouwen hebt gehuwd; daardoor hebt gij Israëls schuld nog vermeerderd.

11. Maar geeft nu eer aan de Here, de God uwer vaderen, doet wat Hem welgevallig is en scheidt u af van de volken des lands en van de vreemde vrouwen.

12. Daarop gaf de gehele gemeente met luider stem ten antwoord: Aldus, naar uw woord, is het aan ons om te doen.

Lees verder hoofdstuk Ezra 10