Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 6:5-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Ik zal de lijken der Israëlieten vóór hun afgoden werpen en uw beenderen strooien rondom uw altaren.

6. Overal waar gij woont, zullen de steden verwoest worden en de hoogten een wildernis worden, opdat uw altaren verwoest en verlaten, uw afgoden verbroken en vernietigd, uw wierookaltaren afgehouwen en uw maaksels verdelgd worden.

7. De gedoden zullen in uw midden blijven liggen, en gij zult weten, dat Ik de Here ben.

8. Maar Ik zal een rest doen overblijven, doordat enigen van u, aan het zwaard ontkomen, onder de volken zullen wonen, wanneer gij in de landen verstrooid wordt.

9. Dan zullen onder de volken, naar wier gebied zij gevankelijk zullen zijn weggevoerd, uw ontkomenen aan Mij denken, als Ik hun ontuchtig hart verbroken heb, dat van Mij is afgeweken, en hun ogen die overspelig naar hun afgoden lonkten; dan zullen zij van zichzelf walgen om het kwaad, dat zij in al hun gruwelen gedaan hebben.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 6