Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 48:4-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. naast het gebied van Naftali van de oostzijde tot de westzijde: Manasse één deel;

5. naast het gebied van Manasse van de oostzijde tot de westzijde: Efraïm één deel;

6. naast het gebied van Efraïm van de oostzijde tot de westzijde: Ruben één deel;

7. naast het gebied van Ruben van de oostzijde tot de westzijde: Juda één deel;

8. en naast het gebied van Juda, van de oostzijde tot de westzijde, moet de heffing liggen, die gij zult geven: vijfentwintigduizend (el) breed en de lengte als een der delen van de oostzijde tot de westzijde, en het heiligdom zal in het midden daarvan zijn.

9. De heffing welke gij de Here geven zult, zal vijfentwintigduizend (el) lang en tienduizend (el) breed zijn.

10. En voor de volgenden zal de heilige heffing zijn; voor de priesters: noordwaarts vijfentwintigduizend (el) en westwaarts een breedte van tienduizend (el); oostwaarts is de breedte tienduizend (el) en zuidwaarts is de lengte vijfentwintigduizend (el); en het heiligdom des Heren zal in het midden ervan liggen.

11. Het geheiligde deel zal zijn voor de priesters, uit de zonen van Sadok, die mijn dienst in acht genomen hebben, die niet afgedwaald zijn, toen de Israëlieten afdwaalden, zoals de Levieten afgedwaald zijn;

12. voor hen zal het een heffing zijn uit de heffing van het land, een allerheiligst gebied naast dat der Levieten.

13. De Levieten krijgen, evenwijdig aan het gebied der priesters, een lengte van vijfentwintigduizend (el) en een breedte van tienduizend (el). De gehele lengte is vijfentwintigduizend (el) en de breedte tienduizend (el);

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 48