Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 48:29-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Dit is het land, dat gij ten erfdeel moet verloten onder de stammen Israëls, en dit zijn hun delen, luidt het woord van de Here Here.

30. En dit zijn de uitgangen der stad: aan de noordzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, –

31. de poorten der stad dragen de namen der stammen Israëls – drie poorten op het noorden: een Rubenpoort, een Judapoort en een Levipoort;

32. aan de oostzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Jozefpoort, een Benjaminpoort en een Danpoort;

33. aan de zuidzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Simeonpoort, een Issakarpoort en een Zebulonpoort;

34. en aan de westzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, eveneens drie poorten: een Gadpoort, een Aserpoort en een Naftalipoort.

35. De omtrek is achttienduizend (el) en de naam der stad zal voortaan zijn: de Here is aldaar.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 48