Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 48:25-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. naast het gebied van Simeon, van de oostzijde tot de westzijde: Issakar één deel;

26. naast het gebied van Issakar, van de oostzijde tot de westzijde: Zebulon één deel;

27. naast het gebied van Zebulon, van de oostzijde tot de westzijde: Gad één deel;

28. en naast het gebied van Gad aan de zuidzijde, naar het zuiden toe, loopt de grens van Tamar over het water van Meribat-Kades, langs de beek tot de grote zee.

29. Dit is het land, dat gij ten erfdeel moet verloten onder de stammen Israëls, en dit zijn hun delen, luidt het woord van de Here Here.

30. En dit zijn de uitgangen der stad: aan de noordzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, –

31. de poorten der stad dragen de namen der stammen Israëls – drie poorten op het noorden: een Rubenpoort, een Judapoort en een Levipoort;

32. aan de oostzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Jozefpoort, een Benjaminpoort en een Danpoort;

33. aan de zuidzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Simeonpoort, een Issakarpoort en een Zebulonpoort;

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 48