Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 41:12-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Het bouwwerk dat langs het plein aan de westzijde lag, had een breedte van zeventig el, terwijl de muur van het bouwwerk overal vijf el breed was; en de lengte ervan was negentig el.

13. En hij mat het huis; de lengte was honderd el; en ook van het plein met het bouwwerk en zijn muren was de lengte honderd el.

14. De breedte van de voorkant van het huis en van het plein op het oosten was eveneens honderd el.

15. Hij mat ook de lengte van het bouwwerk langs het plein, aan het achtereinde daarvan, en zijn galerijen aan weerszijden: honderd el; en hij mat het binnenste van de tempel en de voorhallen van de voorhof;

16. de drempel, de vensters van latwerk en de galerijen rondom alle drie – tegenover de drempel was aan alle zijden een houten beschot –, de grond tot aan de vensters die bedekt waren,

17. de ruimte boven de ingang tot aan het binnenste vertrek toe, en buiten aan de gehele muur, geheel rondom, van binnen en van buiten.

18. Er waren cherubs en palmen aangebracht, telkens een palm tussen twee cherubs, en iedere cherub had twee aangezichten:

19. het aangezicht van een mens naar de palm aan de ene kant en het aangezicht van een leeuw naar de palm aan de andere kant. Die waren aan alle kanten aan het gehele huis aangebracht.

20. Van de grond tot boven de ingang waren de cherubs en de palmen aangebracht, en wel aan de muur van de tempel.

21. De tempel had viervoudige deurposten. En de voorkant van het heilige had hetzelfde voorkomen.

22. Het altaar was van hout, drie el hoog en zijn lengte was twee el; en de hoeken daarvan, het voetstuk en de wanden waren van hout. En hij zeide tot mij: Dit is de tafel die voor het aangezicht des Heren staat.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 41