Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 37:24-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. En mijn knecht David zal koning over hen wezen; één herder zal er voor hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn inzettingen onderhouden.

25. Zij zullen wonen in het land dat Ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig tot vorst zijn.

26. Ik zal met hen een verbond des vredes sluiten, een eeuwig verbond met hen zal het zijn; Ik zal hun een plaats geven, hen vermeerderen en mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen stellen.

27. Mijn woning zal bij hen zijn; Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.

28. En de volken zullen weten, dat Ik, de Here, het ben die Israël heilig, doordat mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen staat.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 37