Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 30:13-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Zo zegt de Here Here: Ja, Ik zal de afgoden vernietigen en de schijngoden uit Nof doen verdwijnen; er zal geen Egyptische vorst meer zijn. En Ik zal vrees brengen over het land Egypte,

14. Patros verwoesten, vuur leggen in Soan en gerichten voltrekken aan No.

15. Ik zal mijn grimmigheid uitstorten over Sin, de vesting van Egypte, en Ik zal de menigte van No uitroeien.

16. Vuur zal Ik leggen in Egypte. Sin zal hevig beven; in No zullen bressen geslagen worden; en wat Nof betreft: vijanden bij dag!

17. De jongelingen van Awen en Pi-Beset zullen door het zwaard vallen en zij zelf zullen in gevangenschap gaan.

18. In Tachpanches zal de dag verduisterd worden, wanneer Ik daar de Egyptische macht verbreek. Vernietigd wordt daarin zijn trotse sterkte; een wolk zal het bedekken en zijn dochters zullen in gevangenschap gaan.

19. Zo zal Ik gerichten voltrekken aan Egypte; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben.

20. In het elfde jaar, in de eerste maand, op de zevende der maand, kwam het woord des Heren tot mij:

21. Mensenkind, de arm van Farao, de koning van Egypte, heb Ik gebroken; zie, hij zal niet ter genezing verbonden worden door hem met een zwachtel te omwikkelen, zodat hij weer sterk genoeg wordt om het zwaard te grijpen.

22. Daarom, zo zegt de Here Here, zie Ik keer Mij tegen Farao, de koning van Egypte, en breek zijn armen, zowel de gezonde als de gebroken, en Ik doe hem het zwaard uit de hand vallen.

23. Ik zal de Egyptenaren verstrooien onder de volken en hen verspreiden over de landen.

24. De armen van de koning van Babel zal Ik sterk maken en mijn zwaard in zijn hand geven, maar de armen van Farao zal Ik breken, zodat hij voor hem kermen zal met het gekerm van een dodelijk gewonde.

25. Ja, de armen van de koning van Babel maak Ik sterk, maar de armen van Farao zullen neerzinken; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik mijn zwaard in de hand van de koning van Babel geef en hij het over het land Egypte zwaait.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 30