Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 25:6-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Want zo zegt de Here Here: Omdat gij in de handen geklapt en met uw voeten gestampt hebt en u vol bitter leedvermaak vrolijk gemaakt hebt over het land van Israël,

7. daarom, zie, Ik strek mijn hand tegen u uit, en zal u ten buit geven aan de volken, u uitroeien uit de natiën en u doen verdwijnen uit de rij der landen; verdelgen zal Ik u. En gij zult weten, dat Ik de Here ben.

8. Zo zegt de Here Here: Omdat Moab en Seïr gezegd hebben: zie, het huis van Juda is als alle andere volken,

9. daarom, zie, Ik zal de berghellingen van Moab doen blootliggen, zodat er geen steden meer zijn, geen enkele uitgezonderd – het sieraad des lands: Bet-Hajjesimot, Baäl-Meon en Kirjataïm.

10. Aan de stammen van het Oosten zal Ik het in bezit geven, tezamen met het gebied der Ammonieten, zodat onder de volken niet meer aan de Ammonieten gedacht zal worden,

11. en Ik aan Moab gerichten voltrekken zal; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben.

12. Zo zegt de Here Here: Omdat Edom wraakzuchtig gehandeld heeft tegen het huis van Juda, en het een zware schuld op zich geladen heeft door zich op hen te wreken,

13. daarom, zo zegt de Here Here: Ik strek mijn hand uit tegen Edom en zal er mens en dier uitroeien; Ik zal het tot een puinhoop maken van Teman af tot Dedan toe; door het zwaard zullen zij vallen.

14. En mijn wraak op Edom zal Ik leggen in de hand van mijn volk Israël; dat zal Edom behandelen naar de eis van mijn toorn en van mijn grimmigheid; zij zullen mijn wraak leren kennen, luidt het woord van de Here Here.

15. Zo zegt de Here Here: Omdat de Filistijnen wraakzuchtig gehandeld hebben door met bitter leedvermaak wraak te nemen en in eeuwigdurende vijandschap te verdelgen,

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 25