Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 23:18-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Openlijk pleegde zij haar ontucht; zij ontblootte haar schaamte, zodat Ik een afkeer van haar kreeg, zoals Ik een afkeer van haar zuster gekregen had.

19. Ja, zij pleegde nog meer ontucht, gedachtig aan de dagen van haar jeugd, toen zij ontucht pleegde in het land Egypte.

20. Zij hunkerde naar haar minnaars, die zinnelijk waren als ezels en onstuimig in hun drift als paarden.

21. Ja, gij hebt naar de ontucht van uw jeugd gezocht, toen de Egyptenaren uw boezem streelden ter wille van uw jonge borsten.

22. Daarom, Oholiba, zo zegt de Here Here: Zie, Ik zet de minnaars tegen u op, van wie gij u afgekeerd hebt; van alle kanten zal Ik hen tegen u doen optrekken:

23. Babyloniërs en alle Chaldeeën, Pekod, Soa en Koa, met hen alle Assyriërs: begeerlijke jonge mannen, hoofd voor hoofd landvoogden en stadhouders, ridders en aanzienlijken, allen te paard.

24. Zij zullen tegen u optrekken met tal van wagens en voertuigen en met een menigte van volken; grote en kleine schilden en helmen zullen zij van alle kanten tegen u aanvoeren. Dan zal Ik hun de rechtszaak voorleggen, en zij zullen u richten volgens hun gebruiken.

25. Ik zal u mijn naijver doen voelen, en zij zullen grimmig met u afrekenen; neus en oren zullen zij u afsnijden, en wat van u overblijft, zal door het zwaard vallen. Zij zullen uw zonen en dochters wegnemen en wat van u overblijft, zal door het vuur worden verteerd.

26. Zij zullen u uw klederen uittrekken en uw sieraden ontnemen.

27. Dan zal Ik een eind maken aan uw ontucht en aan uw hoererij uit het land Egypte, zodat gij uw ogen naar hen niet meer zult opslaan en aan Egypte niet meer zult denken.

28. Want zo zegt de Here Here: Zie, Ik geef u over in de macht van hen die gij haat, in de macht van hen van wie gij u afgekeerd hebt.

29. Zij zullen u met haat bejegenen, al wat gij bezit wegnemen en u naakt en bloot achterlaten; uw ontuchtige schaamte zal ontbloot worden – uw ontucht en uw hoererij.

30. Dat zal men u aandoen wegens uw overspel met de volken, omdat gij u verontreinigd hebt met hun afgoden.

31. Gij hebt de weg van uw zuster bewandeld; daarom zal Ik u haar beker in de hand geven.

32. Zo zegt de Here Here: De beker van uw zuster zult gij drinken, die diepe en wijde beker – tot belaching en spot zult gij zijn –, boordevol.

33. Met dronkenschap en kommer zult gij vervuld worden; een beker van huivering en ontzetting is de beker van uw zuster Samaria.

34. Gij zult hem tot de bodem toe uitdrinken, zijn scherven stuk bijten en uw borsten openrijten – want Ik heb het gesproken, luidt het woord van de Here Here.

35. Daarom, zo zegt de Here Here, omdat gij Mij vergeten en Mij achter uw rug geworpen hebt, draag dan ook uw ontucht en uw hoererij!

36. En de Here zeide tot mij: Mensenkind, wilt gij Ohola en Oholiba richten? Houd haar dan haar gruwelen voor,

37. want zij hebben overspel bedreven en er kleeft bloed aan haar handen; met haar afgoden hebben zij overspel bedreven en zij hebben hun ook de zonen die zij Mij gebaard hadden, tot spijze gewijd.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 23