Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 20:44-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

44. En gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik ter wille van mijn naam niet met u doen zal naar uw verkeerde wandel en naar uw verdorven handel, huis Israëls, luidt het woord van de Here Here.

45. Het woord des Heren kwam tot mij:

46. Mensenkind, keer uw gelaat naar het zuiden, laat uw woorden stromen tegen de Zuiderstreek, profeteer tegen het woudgebied, het Zuiderland,

47. en zeg tot het woud van het Zuiderland: Hoor het woord des Heren: zo zegt de Here Here: zie, Ik steek een vuur in u aan, dat elke groene boom en elke dorre boom in u zal verteren. De laaiende vlam zal niet uitdoven, maar van het zuiden tot het noorden zullen alle aangezichten erdoor verzengd worden.

48. En al wat leeft zal zien, dat Ik, de Here, ze ontstoken heb; zij zal niet uitdoven.

49. Toen zeide ik: Ach, Here Here, men zegt van mij: spreekt hij niet enkel in raadselspreuken?

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 20