Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 20:39-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

39. En gij, huis Israëls, zo zegt de Here Here, welaan, laat ieder zijn afgoden maar dienen! Doch later, dan zult gij naar Mij luisteren en mijn heilige naam niet meer ontheiligen met uw offergaven en uw afgoden.

40. Want op mijn heilige berg, op de hoge berg Israëls, luidt het woord van de Here Here, daar zal het ganse huis Israëls in zijn geheel Mij in het land dienen. Daar zal Ik behagen in hen hebben en daar zal Ik heffingen van u vorderen en het beste uwer gaven, bij alles wat gij heiligt.

41. Als in een liefelijke reuk zal Ik behagen in u hebben, wanneer Ik u voer uit het midden der volken. Dan zal Ik u uit de landen waarin gij verstrooid zijt, bijeenbrengen en Mij aan u de Heilige betonen ten aanschouwen van de volken.

42. En gij zult weten, dat Ik de Here ben, als Ik u in het land van Israël brengen zal, in het land dat Ik gezworen heb aan uw vaderen te geven.

43. Daar zult gij terugdenken aan alle handel en wandel, waarmee gij u verontreinigd hebt, en van uzelf walgen om al de slechte daden die gij bedreven hebt.

44. En gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik ter wille van mijn naam niet met u doen zal naar uw verkeerde wandel en naar uw verdorven handel, huis Israëls, luidt het woord van de Here Here.

45. Het woord des Heren kwam tot mij:

46. Mensenkind, keer uw gelaat naar het zuiden, laat uw woorden stromen tegen de Zuiderstreek, profeteer tegen het woudgebied, het Zuiderland,

47. en zeg tot het woud van het Zuiderland: Hoor het woord des Heren: zo zegt de Here Here: zie, Ik steek een vuur in u aan, dat elke groene boom en elke dorre boom in u zal verteren. De laaiende vlam zal niet uitdoven, maar van het zuiden tot het noorden zullen alle aangezichten erdoor verzengd worden.

48. En al wat leeft zal zien, dat Ik, de Here, ze ontstoken heb; zij zal niet uitdoven.

49. Toen zeide ik: Ach, Here Here, men zegt van mij: spreekt hij niet enkel in raadselspreuken?

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 20