Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 18:4-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Zie, alle zielen zijn van Mij, zowel de ziel van de vader als die van de zoon zijn van Mij; de ziel die zondigt, die zal sterven.

5. Wanneer nu iemand rechtvaardig is en naar recht en gerechtigheid handelt,

6. op de bergen geen offermaaltijd houdt en zijn ogen niet opslaat naar de afgoden van het huis Israëls, de vrouw van zijn naaste niet onteert en geen gemeenschap heeft met een vrouw die haar maandelijkse onreinheid heeft,

7. niemand onderdrukt, de schuldenaar zijn pand teruggeeft, geen roof pleegt, zijn brood aan de hongerige geeft en de naakte met kleding dekt,

8. niet tegen rente uitleent noch woekerwinst neemt, zich van onrecht onthoudt, eerlijk bij geschillen de rechtvaardigheid betracht,

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 18