Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 14:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen mannen uit de oudsten van Israël tot mij kwamen en zich voor mij neerzetten,

2. kwam het woord des Heren tot mij:

3. Mensenkind, deze mannen dragen hun afgoden in het hart en hebben vlak voor zich gesteld wat hun een struikelblok tot ongerechtigheid is; zou Ik Mij dan nog door hen laten raadplegen?

4. Daarom spreek en zeg tot hen: zo zegt de Here Here: ieder uit het huis Israëls, die zijn afgoden in het hart draagt, en vlak voor zich stelt wat hem een struikelblok tot ongerechtigheid is, en dan tot de profeet komt – Ik, de Here, zal hem bij zijn komst van antwoord dienen met zijn vele afgoden,

5. opdat Ik het huis Israëls in het hart grijp, dat zich met zijn afgoden in zijn geheel van Mij heeft afgewend.

6. Daarom zeg tot het huis Israëls: Zo zegt de Here Here: bekeert u, keert u af van uw afgoden en wendt u af van al uw gruwelen.

7. Want ieder uit het huis Israëls en uit de vreemdelingen die in Israël vertoeven, die van Mij afvallig wordt, die zijn afgoden in het hart draagt en vlak voor zich stelt wat hem een struikelblok tot ongerechtigheid is, en dan tot de profeet komt, om Mij door hem te raadplegen – Ik, de Here, zelf zal hem van antwoord dienen.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 14