Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 11:16-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Daarom spreek: zo zegt de Here Here: hoewel Ik hen weggedreven heb onder de volken en in de landen heb verstrooid, zodat Ik hun slechts weinig ten heiligdom geweest ben in de landen waar zij gekomen zijn,

17. daarom spreek: zo zegt de Here Here: Ik zal u vergaderen uit de volken en u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israël geven;

18. zij zullen daar komen en daaruit verwijderen al zijn afschuwelijkheden en al zijn gruwelen;

19. Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste, en Ik zal het hart van steen uit hun lichaam verwijderen en hun een hart van vlees geven,

20. opdat zij naar mijn inzettingen zullen wandelen en naarstig mijn verordeningen onderhouden; zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn.

21. Maar de wandel van hen die hun hart verpand hebben aan hun afschuwelijkheden en gruwelen, zal Ik op hun hoofd doen neerkomen, luidt het woord van de Here Here.

22. Toen verhieven de cherubs hun vleugels met de raderen naast zich, terwijl de heerlijkheid van de God van Israël boven over hen was;

23. de heerlijkheid des Heren steeg op uit het midden der stad en plaatste zich op de berg die ten oosten van de stad ligt.

24. En de Geest hief mij op en bracht mij naar het land der Chaldeeën, naar de ballingen, in een gezicht door de Geest Gods; en toen het gezicht dat ik gezien had, van mij opgetrokken was,

25. bracht ik aan de ballingen alles over wat de Here mij had doen zien.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 11