Oude Testament

Nieuwe Testament

Ezechiël 11:15-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Mensenkind, het zijn uw broeders, uw broeders, uw verwanten en het ganse huis Israëls in zijn geheel, tot wie de inwoners van Jeruzalem zeggen: blijft verre van de Here, aan ons is dit land in bezit gegeven.

16. Daarom spreek: zo zegt de Here Here: hoewel Ik hen weggedreven heb onder de volken en in de landen heb verstrooid, zodat Ik hun slechts weinig ten heiligdom geweest ben in de landen waar zij gekomen zijn,

17. daarom spreek: zo zegt de Here Here: Ik zal u vergaderen uit de volken en u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israël geven;

18. zij zullen daar komen en daaruit verwijderen al zijn afschuwelijkheden en al zijn gruwelen;

19. Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste, en Ik zal het hart van steen uit hun lichaam verwijderen en hun een hart van vlees geven,

20. opdat zij naar mijn inzettingen zullen wandelen en naarstig mijn verordeningen onderhouden; zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn.

Lees verder hoofdstuk Ezechiël 11