Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 6:13-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Dit zijn hun familiehoofden: De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël: Chanok, Pallu, Chesron en Karmi; dit zijn de geslachten van Ruben.

14. De zonen van Simeon: Jemuël, Jamin, Ohad, Jakin, Sochar en Saul, de zoon ener Kanaänitische; dit zijn de geslachten van Simeon.

15. En dit zijn de namen van de zonen van Levi naar de volgorde van hun geboorten: Gerson, Kehat en Merari. En de levensjaren van Levi waren honderd zevenendertig jaar.

16. De zonen van Gerson: Libni en Simi, naar hun geslachten.

17. De zonen van Kehat: Amram, Jishar, Chebron en Uzziël. En de levensjaren van Kehat waren honderd drieëndertig jaar.

18. De zonen van Merari: Machli en Musi. Dit zijn de geslachten van Levi naar de volgorde van hun geboorten.

19. En Amram nam zich Jokebed, zijn tante, tot vrouw, en zij baarde hem Aäron en Mozes. En de levensjaren van Amram waren honderd zevenendertig jaar.

20. De zonen van Jishar: Korach, Nefeg en Zikri.

21. De zonen van Uzziël: Misaël, Elsafan en Sitri.

22. En Aäron nam zich Eliseba, de dochter van Amminadab, de zuster van Nachson, tot vrouw, en zij baarde hem Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar.

23. De zonen van Korach: Assir, Elkana en Abiasaf; dit zijn de geslachten van de Korachieten.

24. Eleazar, de zoon van Aäron, nam zich een der dochters van Putiël tot vrouw, en zij baarde hem Pinechas. Dit zijn de familiehoofden der Levieten naar hun geslachten.

25. Dit zijn Aäron en Mozes, tot wie de Here gezegd heeft: Leidt de Israëlieten uit het land Egypte volgens hun legerscharen.

26. Zij zijn het, die tot Farao, de koning van Egypte, gesproken hebben, dat hij de Israëlieten uit Egypte zou laten gaan. Dit zijn Mozes en Aäron.

Lees verder hoofdstuk Exodus 6