Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 6:12-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. De Here echter sprak tot Mozes en Aäron en vaardigde hen af naar de Israëlieten en naar Farao, de koning van Egypte, om de Israëlieten uit het land Egypte te leiden.

13. Dit zijn hun familiehoofden: De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël: Chanok, Pallu, Chesron en Karmi; dit zijn de geslachten van Ruben.

14. De zonen van Simeon: Jemuël, Jamin, Ohad, Jakin, Sochar en Saul, de zoon ener Kanaänitische; dit zijn de geslachten van Simeon.

15. En dit zijn de namen van de zonen van Levi naar de volgorde van hun geboorten: Gerson, Kehat en Merari. En de levensjaren van Levi waren honderd zevenendertig jaar.

16. De zonen van Gerson: Libni en Simi, naar hun geslachten.

17. De zonen van Kehat: Amram, Jishar, Chebron en Uzziël. En de levensjaren van Kehat waren honderd drieëndertig jaar.

18. De zonen van Merari: Machli en Musi. Dit zijn de geslachten van Levi naar de volgorde van hun geboorten.

19. En Amram nam zich Jokebed, zijn tante, tot vrouw, en zij baarde hem Aäron en Mozes. En de levensjaren van Amram waren honderd zevenendertig jaar.

20. De zonen van Jishar: Korach, Nefeg en Zikri.

21. De zonen van Uzziël: Misaël, Elsafan en Sitri.

22. En Aäron nam zich Eliseba, de dochter van Amminadab, de zuster van Nachson, tot vrouw, en zij baarde hem Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar.

Lees verder hoofdstuk Exodus 6