Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 40:7-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Gij zult het wasvat tussen de tent der samenkomst en het altaar zetten en er water in doen.

8. Gij zult de voorhof rondom uitzetten en het gordijn voor de poort van de voorhof ophangen.

9. Dan zult gij de zalfolie nemen en de tabernakel met al wat daarin is, zalven; zo zult gij hem heiligen met al zijn gerei, en hij zal heilig zijn.

10. Ook zult gij het brandofferaltaar zalven met al zijn gerei; zo zult gij het heiligen, en het altaar zal allerheiligst zijn.

11. Ook zult gij het wasvat met zijn voetstuk zalven en het heiligen.

12. Dan zult gij Aäron en zijn zonen doen naderen tot de ingang van de tent der samenkomst en gij zult hen met water wassen.

13. Gij zult Aäron met de heilige klederen bekleden, hem zalven en heiligen, om voor Mij het priesterambt te bekleden.

14. Ook zijn zonen zult gij doen naderen en hen met onderklederen kleden.

15. Gij zult hen zalven, zoals gij hun vader gezalfd hebt, om voor Mij het priesterambt te bekleden; en dit geschiedt, opdat hun zalving voor hen tot een altoosdurend priesterschap zij in hun geslachten.

16. En Mozes deed dit; overeenkomstig alles wat de Here hem geboden had, zó deed hij.

17. Het geschiedde in de eerste maand in het tweede jaar op de eerste der maand, dat de tabernakel werd opgericht.

18. Mozes richtte de tabernakel op, plaatste de voetstukken, stelde de planken, bracht dwarsbalken aan en richtte de pilaren op.

19. Hij breidde de tent over de tabernakel uit en legde het dekkleed der tent er overheen – zoals de Here Mozes geboden had.

20. Hij nam de getuigenis en legde die in de ark, hij schoof de draagstokken aan de ark en legde het verzoendeksel bovenop de ark.

Lees verder hoofdstuk Exodus 40