Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 40:3-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Gij zult daarin de ark der getuigenis plaatsen en gij zult de ark door het voorhangsel aan het oog onttrekken.

4. Gij zult de tafel brengen en schikken wat erop behoort; gij zult de kandelaar brengen en zijn lampen erop zetten.

5. Gij zult het gouden altaar voor het reukwerk vóór de ark der getuigenis zetten. Gij zult het gordijn voor de ingang van de tabernakel ophangen.

6. Gij zult het brandofferaltaar vóór de ingang van de tabernakel, de tent der samenkomst, zetten.

7. Gij zult het wasvat tussen de tent der samenkomst en het altaar zetten en er water in doen.

8. Gij zult de voorhof rondom uitzetten en het gordijn voor de poort van de voorhof ophangen.

9. Dan zult gij de zalfolie nemen en de tabernakel met al wat daarin is, zalven; zo zult gij hem heiligen met al zijn gerei, en hij zal heilig zijn.

10. Ook zult gij het brandofferaltaar zalven met al zijn gerei; zo zult gij het heiligen, en het altaar zal allerheiligst zijn.

11. Ook zult gij het wasvat met zijn voetstuk zalven en het heiligen.

12. Dan zult gij Aäron en zijn zonen doen naderen tot de ingang van de tent der samenkomst en gij zult hen met water wassen.

13. Gij zult Aäron met de heilige klederen bekleden, hem zalven en heiligen, om voor Mij het priesterambt te bekleden.

14. Ook zijn zonen zult gij doen naderen en hen met onderklederen kleden.

15. Gij zult hen zalven, zoals gij hun vader gezalfd hebt, om voor Mij het priesterambt te bekleden; en dit geschiedt, opdat hun zalving voor hen tot een altoosdurend priesterschap zij in hun geslachten.

Lees verder hoofdstuk Exodus 40