Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 40:26-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Hij zette het gouden altaar in de tent der samenkomst vóór het voorhangsel.

27. Hij ontstak daarop welriekend reukwerk – zoals de Here Mozes geboden had.

28. Hij hing het gordijn voor de ingang van de tabernakel op.

29. Het brandofferaltaar zette hij bij de ingang van de tabernakel, de tent der samenkomst, en hij offerde daarop het brandoffer en het spijsoffer – zoals de Here Mozes geboden had.

30. Hij zette het wasvat tussen de tent der samenkomst en het altaar en hij deed er water in voor de afwassingen.

31. Mozes en Aäron en diens zonen wiesen daarmee hun handen en hun voeten.

32. Wanneer zij kwamen in de tent der samenkomst en wanneer zij naderden tot het altaar, wiesen zij zich – zoals de Here Mozes geboden had.

33. Hij richtte de voorhof op rondom de tabernakel en het altaar, en hij hing het gordijn voor de poort van de voorhof op. Zo voleindigde Mozes het werk.

34. En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel,

35. zodat Mozes de tent der samenkomst niet kon binnengaan, want de wolk rustte daarop, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel.

36. Wanneer de wolk zich verhief van boven de tabernakel, braken de Israëlieten op, op al hun tochten.

37. Maar indien de wolk zich niet verhief, dan braken zij niet op tot de dag, dat zij zich verhief.

38. Want op de tabernakel rustte des daags de wolk des Heren, en des nachts was er een vuur in voor de ogen van het gehele huis Israël, op al zijn tochten.

Lees verder hoofdstuk Exodus 40