Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 39:3-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Zij pletten de gouden platen en hij sneed ze in draden, om die te verwerken tussen het blauwpurper, het roodpurper, het scharlaken en het fijn linnen: kunstig werk.

4. Verbonden schouderstukken maakten zij ervoor, aan de beide einden was de efod verbonden;

5. en de gordel om hem aan te binden, die daarmee één geheel vormde, was op dezelfde wijze vervaardigd: van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen, zoals de Here Mozes geboden had.

6. Zij bewerkten de chrysopraasstenen, ingevat in gouden kassen, gegraveerd als zegelgraveerwerk, met de namen der zonen van Israël.

7. Hij zette ze op de schouderstukken van de efod als gedachtenisstenen voor de Israëlieten, zoals de Here Mozes geboden had.

8. En hij maakte het borstschild, kunstig werk, op dezelfde wijze als de efod: van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen.

9. Vierkant was het; dubbel maakten zij het borstschild, een span lang en een span breed, dubbel.

10. Zij vulden het met vier rijen stenen: een rij rode jaspis, chrysoliet en malachiet, de eerste rij;

11. de tweede rij: hematiet, lazuursteen en prasem;

12. de derde rij: barnsteen, agaat en amethist;

13. de vierde rij: turkoois, chrysopraas en nefriet. In gouden kassen waren zij ingevat in hun zettingen.

14. De stenen overeenkomstig de namen der zonen van Israël, waren twaalf in getal, overeenkomstig hun namen; als zegelgraveerwerk waren zij, elk met zijn naam, voor de twaalf stammen.

15. Zij maakten op het borstschild gedraaide kettinkjes, vlechtwerk van louter goud.

16. Zij maakten twee gouden kassen en twee gouden ringen en zetten de beide ringen aan de beide einden van het borstschild.

Lees verder hoofdstuk Exodus 39