Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 38:5-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Hij goot vier ringen aan de vier einden van het koperen traliewerk, als houders voor de draagstokken.

6. Hij maakte de draagstokken van acaciahout en overtrok ze met koper.

7. En hij stak de draagstokken in de ringen aan de zijden van het altaar, om het daarmee te dragen; hol, van planken maakte hij dit.

8. Hij maakte het wasvat van koper, met een voetstuk van koper, van de spiegels der dienstdoende vrouwen, die dienst deden bij de ingang van de tent der samenkomst.

9. Hij maakte de voorhof; voor de zuidzijde: de gordijnen van de voorhof van getweernd fijn linnen, honderd el;

10. hun twintig pilaren met daarvoor twintig voetstukken van koper, en voor de pilaren haken en dwarsstangen van zilver.

11. Voor de noordzijde: honderd el; hun twintig pilaren met daarvoor twintig voetstukken van koper en voor de pilaren haken en dwarsstangen van zilver.

12. Voor de westzijde: de gordijnen vijftig el; en hun tien pilaren met daarvoor tien voetstukken, en voor de pilaren haken en dwarsstangen van zilver.

13. En voor de oostzijde: vijftig el.

14. Voor het ene zijstuk: de gordijnen vijftien el, met hun drie pilaren met de drie voetstukken daarvan.

15. En voor het andere zijstuk – aan weerszijden van de poort van de voorhof waren gordijnen – vijftien el, met de drie pilaren en de drie voetstukken daarvan.

16. Al de gordijnen van de voorhof rondom, waren van getweernd fijn linnen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 38