Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 38:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hij maakte het brandofferaltaar van acaciahout, vijf el lang en vijf el breed, vierkant, en drie el hoog.

2. Hij maakte hoornen aan de vier hoeken, de hoornen vormden daarmee één geheel en hij overtrok het met koper.

3. Hij maakte al het gerei van het altaar: de potten, de scheppen, de sprengbekkens, de vorken en de vuurpannen, al zijn gerei maakte hij van koper.

4. Hij maakte voor het altaar een traliewerk, een koperen netwerk, tot halverwege beneden zijn rand.

5. Hij goot vier ringen aan de vier einden van het koperen traliewerk, als houders voor de draagstokken.

6. Hij maakte de draagstokken van acaciahout en overtrok ze met koper.

7. En hij stak de draagstokken in de ringen aan de zijden van het altaar, om het daarmee te dragen; hol, van planken maakte hij dit.

8. Hij maakte het wasvat van koper, met een voetstuk van koper, van de spiegels der dienstdoende vrouwen, die dienst deden bij de ingang van de tent der samenkomst.

Lees verder hoofdstuk Exodus 38