Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 37:9-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En de cherubs hielden twee vleugels uitgespreid naar boven, met hun vleugels het verzoendeksel bedekkende en hun aangezicht naar elkander gericht; naar het verzoendeksel waren de aangezichten der cherubs gericht.

10. Hij maakte de tafel van acaciahout, twee el lang, één el breed en anderhalve el hoog.

11. Hij overtrok die met louter goud en maakte er een gouden omlijsting omheen.

12. Hij maakte er een rand van een handbreedte omheen en een gouden omlijsting rondom haar rand.

13. Hij goot er vier gouden ringen voor en hij zette de ringen op de vier hoeken aan haar vier poten.

14. Dicht bij de rand bevonden zich de ringen, als houders voor de draagstokken om de tafel te dragen.

15. Hij maakte de draagstokken van acaciahout en overtrok ze met goud, om de tafel te dragen.

16. En hij maakte het gerei dat op de tafel behoorde, de schotels, schalen, kommen, en de kannen, waarmee geplengd wordt, van louter goud.

17. Hij maakte de kandelaar van louter goud; van gedreven werk maakte hij de kandelaar, het voetstuk zowel als de schacht, de bloemkelken, met knoppen en bloesems, vormden één geheel daarmee.

18. Zes armen staken uit zijn zijden: drie armen van de kandelaar uit de ene zijde en drie armen van de kandelaar uit de andere zijde.

Lees verder hoofdstuk Exodus 37