Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 37:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Besaleël maakte de ark van acaciahout, twee en een halve el lang, anderhalve el breed, en anderhalve el hoog.

2. Hij overtrok die met louter goud, van binnen en van buiten, en hij maakte er een gouden omlijsting omheen.

3. Hij goot er vier gouden ringen voor, aan de vier voetstukken en wel twee ringen aan de ene zijwand en twee ringen aan de andere zijwand.

4. Hij maakte draagstokken van acaciahout en overtrok die met goud.

5. En hij stak de draagstokken in de ringen aan de zijwanden van de ark om de ark te dragen.

6. Hij maakte een verzoendeksel van louter goud, twee en een halve el lang en anderhalve el breed.

7. Hij maakte twee cherubs van goud, van gedreven werk maakte hij ze, aan de beide einden van het verzoendeksel,

8. één cherub aan het ene einde en één cherub aan het andere einde. Uit één stuk met het verzoendeksel maakte hij de cherubs op zijn beide einden.

Lees verder hoofdstuk Exodus 37