Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 37:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Besaleël maakte de ark van acaciahout, twee en een halve el lang, anderhalve el breed, en anderhalve el hoog.

2. Hij overtrok die met louter goud, van binnen en van buiten, en hij maakte er een gouden omlijsting omheen.

3. Hij goot er vier gouden ringen voor, aan de vier voetstukken en wel twee ringen aan de ene zijwand en twee ringen aan de andere zijwand.

4. Hij maakte draagstokken van acaciahout en overtrok die met goud.

5. En hij stak de draagstokken in de ringen aan de zijwanden van de ark om de ark te dragen.

6. Hij maakte een verzoendeksel van louter goud, twee en een halve el lang en anderhalve el breed.

7. Hij maakte twee cherubs van goud, van gedreven werk maakte hij ze, aan de beide einden van het verzoendeksel,

8. één cherub aan het ene einde en één cherub aan het andere einde. Uit één stuk met het verzoendeksel maakte hij de cherubs op zijn beide einden.

9. En de cherubs hielden twee vleugels uitgespreid naar boven, met hun vleugels het verzoendeksel bedekkende en hun aangezicht naar elkander gericht; naar het verzoendeksel waren de aangezichten der cherubs gericht.

10. Hij maakte de tafel van acaciahout, twee el lang, één el breed en anderhalve el hoog.

11. Hij overtrok die met louter goud en maakte er een gouden omlijsting omheen.

12. Hij maakte er een rand van een handbreedte omheen en een gouden omlijsting rondom haar rand.

13. Hij goot er vier gouden ringen voor en hij zette de ringen op de vier hoeken aan haar vier poten.

14. Dicht bij de rand bevonden zich de ringen, als houders voor de draagstokken om de tafel te dragen.

15. Hij maakte de draagstokken van acaciahout en overtrok ze met goud, om de tafel te dragen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 37