Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 36:16-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Men verbond vijf van de tentkleden afzonderlijk en zes van de tentkleden afzonderlijk.

17. Men maakte vijftig lussen op de rand van het laatste tentkleed aan het ene stel, en vijftig lussen op de rand van het tentkleed aan het andere stel.

18. Men maakte vijftig koperen haken, om de tent te verbinden, zodat zij één geheel was.

19. Ook maakte men een dekkleed voor de tent van roodgeverfde ramsvellen, en een dekkleed van tachasvellen daaroverheen.

20. Men maakte de planken voor de tabernakel van acaciahout, rechtopstaande;

21. tien el was een plank lang en anderhalve el breed.

22. Elke plank had twee tappen, zodat zij aan elkaar verbonden konden worden; zo deed men met al de planken van de tabernakel.

23. Men maakte de planken voor de tabernakel, twintig planken aan de zuidkant.

24. En veertig zilveren voetstukken maakte men onder de twintig planken, twee voetstukken onder de ene plank voor haar beide tappen, en twee voetstukken onder de andere plank voor haar beide tappen.

25. Evenzo maakte men voor de andere zijde van de tabernakel aan de noordkant twintig planken

26. en veertig zilveren voetstukken daarvoor: twee voetstukken onder de ene plank en twee voetstukken onder de andere plank.

Lees verder hoofdstuk Exodus 36