Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 35:26-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Alle kunstvaardige vrouwen, wier hart haar daartoe dreef, sponnen het geitehaar.

27. De vorsten brachten de chrysopraasstenen en de vulstenen voor de efod en voor het borstschild,

28. de specerij en de olie voor het licht, voor de zalfolie en voor welriekend reukwerk.

29. Alle mannen en vrouwen, wier hart hen drong om iets te brengen voor al het werk dat de Here door Mozes geboden had te maken – de Israëlieten brachten het als een vrijwillige gave voor de Here.

30. Mozes zeide tot de Israëlieten: Ziet, de Here heeft Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, bij name geroepen,

31. en heeft hem vervuld met Gods Geest, met wijsheid, inzicht en kennis en dat voor allerlei werk:

32. om ontwerpen te bedenken en om die uit te voeren in goud, zilver en koper;

33. om stenen te bewerken en om die in te zetten; om hout te snijden en om al het ontworpen werk te maken.

34. En Hij heeft hem en Oholiab, de zoon van Achisamak, uit de stam van Dan in het hart gegeven om anderen te onderrichten.

35. Hij heeft hen vervuld met kunstvaardigheid, om te maken al het werk van een handwerker, van een kunstenaar, van een maker van veelkleurig weefwerk in blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn linnen, en van een wever: uitvoerders van allerlei werk en makers van ontwerpen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 35