Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 35:22-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Zij kwamen dan, de mannen zowel als de vrouwen, en ieder bracht gewillig van hart neusringen, oorringen, zegelringen en halssieraden, allerlei gouden voorwerpen. Iedere man die een beweegoffer van goud voor de Here bewoog,

23. en iedere man die blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitehaar, roodgeverfde ramsvellen en tachasvellen in zijn bezit had, bracht dit.

24. Ieder die een heffing van zilver of koper hief, bracht de heffing voor de Here, en ieder die acaciahout voor al het werk ten behoeve van de dienst in zijn bezit had, bracht dit.

25. Iedere vrouw, die kunstvaardig was, spon eigenhandig en zij bracht het gesponnene, het blauwpurper, roodpurper, scharlaken en het fijne linnen.

26. Alle kunstvaardige vrouwen, wier hart haar daartoe dreef, sponnen het geitehaar.

27. De vorsten brachten de chrysopraasstenen en de vulstenen voor de efod en voor het borstschild,

28. de specerij en de olie voor het licht, voor de zalfolie en voor welriekend reukwerk.

29. Alle mannen en vrouwen, wier hart hen drong om iets te brengen voor al het werk dat de Here door Mozes geboden had te maken – de Israëlieten brachten het als een vrijwillige gave voor de Here.

30. Mozes zeide tot de Israëlieten: Ziet, de Here heeft Besaleël, de zoon van Uri, de zoon van Chur, uit de stam Juda, bij name geroepen,

31. en heeft hem vervuld met Gods Geest, met wijsheid, inzicht en kennis en dat voor allerlei werk:

32. om ontwerpen te bedenken en om die uit te voeren in goud, zilver en koper;

33. om stenen te bewerken en om die in te zetten; om hout te snijden en om al het ontworpen werk te maken.

Lees verder hoofdstuk Exodus 35