Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 35:2-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Zes dagen zal werk verricht worden, maar op de zevende dag zal het voor u een heilige tijd zijn, een volledige sabbat voor de Here; ieder, die daarop werk verricht, zal ter dood gebracht worden.

3. Gij zult in geen van uw woningen vuur ontsteken op de sabbatdag.

4. Mozes zeide tot de gehele vergadering der Israëlieten: Dit is het gebod dat de Here gegeven heeft:

5. neemt van uw bezit een heffing voor de Here; ieder zal deze gewillig van hart opbrengen als heffing voor de Here, goud, zilver, koper;

6. blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitehaar;

7. roodgeverfde ramsvellen, tachasvellen, acaciahout;

8. olie voor het licht, specerijen voor de zalfolie en voor het welriekend reukwerk;

9. chrysopraasstenen en vulstenen voor de efod en voor het borstschild.

10. Allen die onder u kunstvaardig zijn, zullen komen maken al wat de Here geboden heeft;

11. de tabernakel, zijn tent en zijn dekkleed, zijn haken en zijn planken, zijn dwarsbalken, zijn pilaren en zijn voetstukken;

12. de ark met haar draagstokken, het verzoendeksel en het voorhangsel ter bedekking;

13. de tafel met haar draagstokken, al haar toebehoren en het toonbrood;

14. de lichtkandelaar met zijn gerei, zijn lampen en de olie voor het licht;

15. het reukofferaltaar met zijn draagstokken, de zalfolie en het welriekend reukwerk; het gordijn van de ingang, voor de ingang van de tabernakel;

16. het brandofferaltaar met het bijbehorende koperen traliewerk, zijn draagstokken en al zijn gerei, het wasvat met zijn voetstuk;

17. de gordijnen van de voorhof, zijn pilaren, zijn voetstukken en het gordijn van de poort van de voorhof;

18. de pinnen van de tabernakel en de pinnen van de voorhof, en hun touwen;

19. de ambtsklederen voor de dienst in het heiligdom, de heilige klederen voor de priester Aäron en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bekleden.

Lees verder hoofdstuk Exodus 35