Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 35:19-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. de ambtsklederen voor de dienst in het heiligdom, de heilige klederen voor de priester Aäron en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bekleden.

20. Toen ging de gehele vergadering der Israëlieten van Mozes heen.

21. Daarop kwam iedere man wiens hart hem dreef, ieder wiens geest hem drong, en bracht de heffing voor de Here ten behoeve van het werk aan de tent der samenkomst en voor de gehele dienst en de heilige klederen.

22. Zij kwamen dan, de mannen zowel als de vrouwen, en ieder bracht gewillig van hart neusringen, oorringen, zegelringen en halssieraden, allerlei gouden voorwerpen. Iedere man die een beweegoffer van goud voor de Here bewoog,

23. en iedere man die blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitehaar, roodgeverfde ramsvellen en tachasvellen in zijn bezit had, bracht dit.

24. Ieder die een heffing van zilver of koper hief, bracht de heffing voor de Here, en ieder die acaciahout voor al het werk ten behoeve van de dienst in zijn bezit had, bracht dit.

25. Iedere vrouw, die kunstvaardig was, spon eigenhandig en zij bracht het gesponnene, het blauwpurper, roodpurper, scharlaken en het fijne linnen.

26. Alle kunstvaardige vrouwen, wier hart haar daartoe dreef, sponnen het geitehaar.

27. De vorsten brachten de chrysopraasstenen en de vulstenen voor de efod en voor het borstschild,

Lees verder hoofdstuk Exodus 35