Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 34:6-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. De Here ging aan hem voorbij en riep: Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw,

7. die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; maar (de schuldige) houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht.

8. Mozes knielde haastig ter aarde, boog zich neder

9. en zeide: Indien ik genade in uw ogen gevonden heb, Here, dan ga toch de Here in ons midden, want het is een hardnekkig volk, maar vergeef onze ongerechtigheden en onze zonden; neem ons als erfdeel in bezit.

10. Hij zeide: Zie, Ik sluit een verbond; in het bijzijn van uw gehele volk zal Ik wonderen doen, zoals niet gewrocht zijn op de gehele aarde en bij al de volken; het gehele volk, in welks midden gij zijt, zal het werk des Heren zien, want ontzagwekkend is wat Ik met u doe.

11. Onderhoud wat Ik u heden gebied. Zie, voor u uit verdrijf Ik de Amoriet, de Kanaäniet, de Hethiet, de Perizziet, de Chiwwiet en de Jebusiet.

12. Neem u in acht, dat gij geen verbond sluit met de inwoners van het land, waarheen gij gaat, opdat zij niet tot een valstrik in uw midden worden.

13. Integendeel, hun altaren zult gij omverhalen, hun gewijde stenen verbrijzelen en hun gewijde palen omhouwen.

14. Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere god, immers de Here, wiens naam Naijverige is, is een naijverig God.

15. Sluit toch geen verbond met de inwoners van het land; wanneer zij hun goden overspelig nalopen en aan hun goden offeren, dan zouden zij u uitnodigen en gij zoudt van hun slachtoffer eten.

16. Wanneer gij van hun dochters voor uw zonen neemt en zij haar goden overspelig nalopen, dan zouden zij tevens uw zonen tot overspelig nalopen van haar goden verleiden.

17. Gegoten goden zult gij u niet maken.

18. Het feest der ongezuurde broden zult gij onderhouden: zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, op de bepaalde tijd van de maand Abib, want in de maand Abib zijt gij uit Egypte getrokken.

19. Alles wat het eerst uit de moederschoot voortkomt, is mijn eigendom, en al uw vee van het mannelijk geslacht, dat de eerstgeboorte is van een rund of van een stuk kleinvee.

20. Maar de eerstgeboorte van een ezel zult gij lossen voor een stuk kleinvee; indien gij het niet lost, zult gij het de nek breken. Iedere eerstgeborene van uw zonen zult gij lossen, en men zal niet met ledige handen voor mijn aangezicht verschijnen.

21. Zes dagen zult gij arbeiden, maar op de zevende dag zult gij rusten, ook in de ploegtijd en in de oogst zult gij de rustdag houden.

22. Het feest der weken, der eerstelingen van de tarweoogst, zult gij vieren, en het feest der inzameling bij de wisseling des jaars.

Lees verder hoofdstuk Exodus 34