Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 34:6-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. De Here ging aan hem voorbij en riep: Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw,

7. die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; maar (de schuldige) houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht.

8. Mozes knielde haastig ter aarde, boog zich neder

9. en zeide: Indien ik genade in uw ogen gevonden heb, Here, dan ga toch de Here in ons midden, want het is een hardnekkig volk, maar vergeef onze ongerechtigheden en onze zonden; neem ons als erfdeel in bezit.

10. Hij zeide: Zie, Ik sluit een verbond; in het bijzijn van uw gehele volk zal Ik wonderen doen, zoals niet gewrocht zijn op de gehele aarde en bij al de volken; het gehele volk, in welks midden gij zijt, zal het werk des Heren zien, want ontzagwekkend is wat Ik met u doe.

11. Onderhoud wat Ik u heden gebied. Zie, voor u uit verdrijf Ik de Amoriet, de Kanaäniet, de Hethiet, de Perizziet, de Chiwwiet en de Jebusiet.

12. Neem u in acht, dat gij geen verbond sluit met de inwoners van het land, waarheen gij gaat, opdat zij niet tot een valstrik in uw midden worden.

Lees verder hoofdstuk Exodus 34