Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 34:27-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. De Here zeide tot Mozes: Schrijf u deze woorden op, want op grond van deze woorden heb Ik met u en met Israël een verbond gesloten.

28. En hij was daar bij de Here veertig dagen en veertig nachten, brood at hij niet en water dronk hij niet, en Hij schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden.

29. Toen Mozes van de berg Sinai afdaalde, – de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, toen hij van de berg afdaalde – wist hij niet, dat de huid van zijn gelaat straalde, doordat hij met Hem gesproken had.

30. Toen Aäron en al de Israëlieten Mozes zagen, zie, de huid van zijn gelaat straalde, en zij durfden hem niet naderen.

31. Toen riep Mozes hen tot zich, en Aäron en al de vorsten in de vergadering keerden tot hem terug en Mozes sprak hen toe.

32. Daarna naderden al de Israëlieten en hij gebood hun al wat de Here tot hem gesproken had op de berg Sinai.

33. Toen Mozes geëindigd had met hen te spreken, deed hij een doek voor zijn gelaat.

34. Maar wanneer Mozes kwam voor het aangezicht des Heren, om met Hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij naar buiten ging; daarna ging hij naar buiten en zeide tot de Israëlieten wat geboden was.

35. Wanneer de Israëlieten aan het gelaat van Mozes zagen, dat de huid van zijn gelaat straalde, deed Mozes de doek weer voor zijn gelaat, totdat hij naar binnen ging, om met Hem te spreken.

Lees verder hoofdstuk Exodus 34