Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 34:12-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Neem u in acht, dat gij geen verbond sluit met de inwoners van het land, waarheen gij gaat, opdat zij niet tot een valstrik in uw midden worden.

13. Integendeel, hun altaren zult gij omverhalen, hun gewijde stenen verbrijzelen en hun gewijde palen omhouwen.

14. Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere god, immers de Here, wiens naam Naijverige is, is een naijverig God.

15. Sluit toch geen verbond met de inwoners van het land; wanneer zij hun goden overspelig nalopen en aan hun goden offeren, dan zouden zij u uitnodigen en gij zoudt van hun slachtoffer eten.

16. Wanneer gij van hun dochters voor uw zonen neemt en zij haar goden overspelig nalopen, dan zouden zij tevens uw zonen tot overspelig nalopen van haar goden verleiden.

17. Gegoten goden zult gij u niet maken.

18. Het feest der ongezuurde broden zult gij onderhouden: zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, op de bepaalde tijd van de maand Abib, want in de maand Abib zijt gij uit Egypte getrokken.

19. Alles wat het eerst uit de moederschoot voortkomt, is mijn eigendom, en al uw vee van het mannelijk geslacht, dat de eerstgeboorte is van een rund of van een stuk kleinvee.

Lees verder hoofdstuk Exodus 34