Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 34:1-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Here zeide tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen gelijk de eerste, dan zal Ik op de tafelen de woorden schrijven, die stonden op de eerste tafelen, welke gij verbrijzeld hebt.

2. Wees gereed tegen de morgen en beklim in de morgen de berg Sinai; vervoeg u daar bij Mij op de top van de berg.

3. Doch niemand zal met u opklimmen en ook mag niemand gezien worden op de gehele berg, zelfs het kleinvee en de runderen mogen niet weiden in de nabijheid van de berg.

4. Toen hieuw Mozes twee stenen tafelen gelijk de eerste; hij beklom vroeg in de morgen de berg Sinai, zoals de Here hem geboden had, en nam de twee stenen tafelen in zijn hand.

5. En de Here daalde neder in een wolk, stelde Zich daar bij hem en riep de naam des Heren uit.

6. De Here ging aan hem voorbij en riep: Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw,

7. die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; maar (de schuldige) houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht.

8. Mozes knielde haastig ter aarde, boog zich neder

9. en zeide: Indien ik genade in uw ogen gevonden heb, Here, dan ga toch de Here in ons midden, want het is een hardnekkig volk, maar vergeef onze ongerechtigheden en onze zonden; neem ons als erfdeel in bezit.

10. Hij zeide: Zie, Ik sluit een verbond; in het bijzijn van uw gehele volk zal Ik wonderen doen, zoals niet gewrocht zijn op de gehele aarde en bij al de volken; het gehele volk, in welks midden gij zijt, zal het werk des Heren zien, want ontzagwekkend is wat Ik met u doe.

11. Onderhoud wat Ik u heden gebied. Zie, voor u uit verdrijf Ik de Amoriet, de Kanaäniet, de Hethiet, de Perizziet, de Chiwwiet en de Jebusiet.

12. Neem u in acht, dat gij geen verbond sluit met de inwoners van het land, waarheen gij gaat, opdat zij niet tot een valstrik in uw midden worden.

13. Integendeel, hun altaren zult gij omverhalen, hun gewijde stenen verbrijzelen en hun gewijde palen omhouwen.

14. Want gij zult u niet nederbuigen voor een andere god, immers de Here, wiens naam Naijverige is, is een naijverig God.

15. Sluit toch geen verbond met de inwoners van het land; wanneer zij hun goden overspelig nalopen en aan hun goden offeren, dan zouden zij u uitnodigen en gij zoudt van hun slachtoffer eten.

16. Wanneer gij van hun dochters voor uw zonen neemt en zij haar goden overspelig nalopen, dan zouden zij tevens uw zonen tot overspelig nalopen van haar goden verleiden.

Lees verder hoofdstuk Exodus 34