Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 31:11-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. de zalfolie en het welriekend reukwerk voor het heiligdom; naar alles wat Ik u geboden heb, zullen zij dit maken.

12. De Here zeide tot Mozes:

13. Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heilig.

14. Gij zult de sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u; wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten.

15. Zes dagen mag men arbeiden, maar op de zevende dag zal er een volledige sabbat zijn, de Here geheiligd: ieder die op de sabbatdag werk verricht, zal zeker ter dood gebracht worden.

16. De Israëlieten zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij en hun nageslacht, als een altoosdurend verbond.

Lees verder hoofdstuk Exodus 31